De Middeleeuwen
De oorsprong van de katholieke parochie van Batenburg ligt in de 11e eeuw, toen het eerste kerkje (waarvan sporen zijn gevonden) werd gebouwd. De daaropvolgende eeuwen zijn grotendeels in de nevelen van de geschiedenis gehuld. In de eerste helft van de 15e eeuw komt daar verandering in. Het kasteel is dan uitgebouwd tot een sterke, ronde vesting en de stad is omgeven door een wal met poorten. De kasteelheer Dirk II van Bronckhorst-Batenburg is een machtig en vroom man die in die tijd een klooster sticht in Horssen en een kapittel in Batenburg.
Batenburg dankt zijn bestaan en zijn reputatie aan de adellijke geslachten die er eeuwenlang de dienst uitmaakten. Archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op deze hoogte langs de Maas al ver voor Christus mensen woonden. Oude verhalen echter over Bato als stichter van de “stad” zijn mooi om aan elkaar door te vertellen maar ze komen meer voort uit het verlangen van de latere kasteelheren om hun woonstede historische status te verlenen dan dat ze op waarheid berusten. Ook het verhaal van Willibrordus als moedige missionaris die de woeste heidenen met het heilige doopwater kwam bekeren moet naar het rijk der fabelen worden verwezen. Opgravingen hebben duidelijk gemaakt dat Batenburg pas rond 1400 als stad(je) is gesticht door vader en zoon Dirk I en Gijsbert II van Bronckhorst-Batenburg.
De oudst bekende schriftelijke vermelding van de heren van Batenburg staat in een oorkonde die tussen 1076 en 1099 is geschreven. Uit opgravingen op het terrein van de kasteelruïne weten we dat rond die tijd daar de eerste versterking is gebouwd. Dit was een opgeworpen heuvel (motte) met een houten toren erop, omgeven door een ronde pallisade en gracht. Al in de 12e eeuw werd de eerste tufstenen toren gebouwd. In de eeuwen daarna is deze versterking uitgebouwd tot een machtig kasteel dat herhaaldelijk werd verwoest en opnieuw opgebouwd. De middeleeuwse heren van Bronckhorst-Batenburg waren geen lieverdjes en voortdurend betrokken bij twisten en oorlogen. Ze erkenden geen ander gezag boven zich dan de Duitse keizer. De nederzetting, later stad, die naast hun kasteel ontstond en er grotendeels van afhankelijk was profiteerde van zijn heer als het goed ging maar leed ook onder het oorlogsgeweld. Batenburg is mede daarom nooit groot geworden.
Tijdens de restauratie van de oude Sint Victorkerk bleek de eerste versie al te stammen uit de begintijd van het kasteel, de elfde eeuw. Grafvondsten in het naburige Wijchen hebben aangetoond dat daar waarschijnlijk al in de zesde eeuw christenen woonden. In de eeuwen daarna bouwde het aartsbisdom Keulen via Xanten en Zyfflich een netwerk van parochies uit tussen Maas en Waal. Ook Batenburg viel onder het kapittel van Xanten. Deze plaats, al in de Romeinse tijd belangrijk, was in de vroege Middeleeuwen een brandpunt van katholieke expansie. Veel kerken in Maas en Waal zijn daarom toegewijd aan Sint Victor, de Romeinse soldaat die in Xanten zijn leven gaf voor het geloof en daar begraven ligt.
Historici nemen aan dat de eerste kerk van Batenburg is gebouwd door de heer van Batenburg als steunpunt voor het kerkelijk en wereldlijk gezag in zijn gebied. Over de stad en de parochie Batenburg in deze eerste eeuwen is nog niet veel meer bekend dan wat over het geslacht van zijn kasteelheer is overgeleverd. Binnen de stadswallen, die al in 1503 door de Gelderse hertog Karel met oorlogsgeweld voorgoed werden geslecht, zullen hooguit zo’n negentig huizen hebben gestaan en de parochie Batenburg heeft waarschijnlijk nooit meer dan vijfhonderd zielen geteld. Het is mogelijk dat in de kerkelijke archieven uit die tijd nog informatie te vinden is, maar dit is nooit systematisch voor Batenburg onderzocht. Vanaf de 15e eeuw zijn er meer bronnen bekend waaruit we kunnen putten. Aan het begin van die eeuw blijkt het kasteel al voorzien van een stenen ringmuur en de stad beschermd door aarden wallen met stadspoorten, het geheel omringd door grachten. Tussen 1414 en 1470 werden onder de heren Gijsbert II en Dirk II van Bronckhorst-Batenburg het kasteel en de stad verder ontwikkeld en beleefde de stad Batenburg een korte ‘Gouden Eeuw’. Uit het begin van die periode stamt ook het getijdenboek dat in opdracht van Dirk II is gemaakt en tot in onze tijd is overgeleverd. In december 1443 is de kerk verheven tot kapittelkerk door toedoen van dezelfde Dirk II. Horssen en Maasbommel werden bij het kapittel ingelijfd. Voor de Batenburgse parochie brak toen een nieuwe periode aan die in een volgend hoofdstuk wordt verteld.
Bronnen:
Uit Batenburgs verleden, Historische Vereniging Tweestromenland, 1972, Johan van Os.
Kerk en parochie Sint Victor in Batenburg, Uitgave t.g.v. het 100-jarig bestaan 1876-1976 van de parochiekerk, Batenburg, 1976.
Monumenten van Geschiedenis en Kunst, Het land van Maas en Waal, A.G. Schulte, Staatsuitgeverij, Den Haag, 1986.
Batenburg, Eeuwenlang Twistappel, H. van Heiningen, Uitgeverij de Kleijn, Wijchen, 1987.
Katern 4, Onder de Rijksappel en de Kromstaf, Stichting Frits Bloemen, Wijchen, 2007.
Een Merovingisch grafveld in Wijchen, Hazenberg Archeologie, Leiden, 2010.
Janus Kolen, herzien juni 2020.