Pastoor Wilhelmus van Geijn

Geboren te Ewijk (Beuningen) op 28 februari 1775 als zoon van Bernardus Antonius van Gijn en Wilhelmina van Erp.
Hij werd in 1803 de eerste pastoor van Ooy en Persingen sinds de Reformatie.
Pastoor in Groesbeek 1806.
Pastoor in Alphen 1808.
Pastoor in Batenburg 1817.
Eervol ontslag in 1852, vestigt zich in Beuningen.
Vestigt zich 27 oktober 1854 in Ravenstein.
Overleden te Ravenstein 8 oktober 1857, 82 jaar oud.

Pastoraat 1817-1852

Wilhelmus van Geijn kwam in 1817 naar Batenburg. Hij was daarvoor 9 jaar pastoor in Alphen, 3 jaar in Ooij en 2 jaar in Groesbeek. Deze wissel verliep niet zonder problemen. De Batenburgse parochianen wilden hun pastoor niet kwijt en weigerden aanvankelijk de nieuwe herder te accepteren. Toen zelfs een breed gedragen bezwaarschrift naar hogerhand niet hielp legden ze zich er uiteindelijk toch morrend bij neer.
De Nederlandse regering was in die tijd bereid mee te betalen aan kerkenbouw en na een smeekschrift aan koning Willem I lukte het de pastoor om subsidie te krijgen voor de herbouw van zijn provisorische en te kleine kerk. Dit succes zal hebben geholpen bij het verbeteren van de verhouding met zijn parochianen. Die droegen extra bij en zo verrees in 1829 onder toezicht van het Ministerie van Waterstaat een nieuwe kerk, compleet met pastorie en een torentje met luidklok, op de plaats waar nu de huidige ex-pastorie staat.  De parochie telde toen volgens opgave van de pastoor aan de burgemeester Jacob Poelman, “tweehonderd en circa zeventig” communicanten, plus een grote kinderschaar. Ondanks zijn moeizame start bleef Van Geijn uiteindelijk 35 jaar pastoor van de staatarme parochie Batenburg.
In 1847, hij was toen al 72 jaar oud, kreeg hij als assistent de jonge priester Theodorus Schuurmans. Deze moest evenwel na een jaar al wegens ziekte afhaken en overleed kort daarna. De pastoor was daarna nog getuige van een voor Batenburg grote omwenteling. Als gevolg van de nieuwe grondwet (1848) en een paar jaar later de gemeentewet krijgen de katholieken voor het eerst via democratische verkiezingen een ruime meerderheid in het gemeentebestuur. Ongetwijfeld gesteund door de pastoor eisten ze nu nogmaals het recht op om een katholieke onderwijzer te benoemen op de openbare school. In juli 1852 haalden ze hun gelijk middels een ministeriële beslissing. In dezelfde maand ging de moegestreden van Geijn, 77 jaar oud en na 49 dienstjaren, met pensioen. Hij overleed in 1857 in Ravenstein.  Zijn opvolger in Batenburg was Mattheus Coppes  

Bronnen:

Overlijdensacte, Burgerlijke stand Ravenstein.
Roomsch Katholiek Jaarboek voor het Koninkrijk de Nederlanden Volume 1, 1835
Heiningen, H. van, Batenburg, eeuwenlang twistappel, Wijchen 1987.
Archief van Heiningen, Het Batenburgs Erfgoed.
Schutjes, L.H.Ch., Geschiedenis van het Bisdom ‘s-Hertogenbosch, Derde Deel, St. Michiels-Gestel  1872.
Schulte, A.G., Het Land van Maas en Waal, Nederlandse Monumenten van Geschiedenis en Kunst, ’s-Gravenhage 1986.

JK oktober 2020