Het klooster.
Tot 1984 stond in Batenburg aan de Grootestraat een groot kloostergebouw. Daarin floreerde bijna 50 jaar lang, van 1881 tot 1930, een gemeenschap met een dertiental zusters van de sociëteit van Jezus, Maria en Josef (JMJ). De nonnen hebben een belangrijke rol gespeeld in het onderwijs en in het sociale en kerkelijke leven van Batenburg. Ze voorzagen in hun levensonderhoud met het geven van onderwijs en het exploiteren van een meisjesinternaat. Ook gaven ze les in de Franse en Duitse taal en in “nuttige en schone handwerken”.
Voor de bouwgeschiedenis van het klooster moeten we terug naar het jaar 1876. Toen kocht Antonius van Dijk, burgemeester van het tegenover Batenburg aan de Maas gelegen Demen, een flink perceel in de kern van Batenburg, op de hoek van de Grootestraat en de Kuisstraat.
Het kan geen toeval zijn dat dezelfde burgemeester van Dijk in hetzelfde jaar een grote som geld uitleende aan de erfgenaam van Jan Steeg, met als onderpand diens Batenburgse eigendommen. Het moet een vooropgezet plan zijn geweest. Voor de bouw van een klooster, waarvoor de nonnen nog gevonden moesten worden, werd een geschikt stuk grond aangekocht en geld geleend met een hypotheek op de erfenis van Steeg. Hoe de geldstromen precies hebben gelopen blijkt niet meer na te gaan. De onderzoeker H. van Heiningen vermeldt dat Jan Steeg in de laatste maanden van zijn leven ongeveer fl. 40.000,- beschikbaar stelde om een voorziening te treffen voor het onderwijs aan de katholieke jeugd. Hij vertelt ook dat hij in het parochieel archief geen uitgaven voor kerk- en kloosterbouw heeft kunnen vinden. Verifieerbare feiten zijn wel dat het kerkbestuur in 1881 eigenaar wordt van de grond die van Dijk eerder kocht en waarop dan een klooster blijkt te staan. Ook de Batenburgse bezittingen van wijlen Jan Steeg worden in 1884 onbelast eigendom van het kerkbestuur . Het was de katholieke elite van grote boeren en landeigenaars aan beide zijden van de Maas die in Batenburg dit kunstje flikte . De regisseur van dit plan was de talentvolle en ambitieuze Batenburgse bouwpastoor Kroonen. Over de architect van het klooster is geen informatie bekend. Mogelijk is het gebouw ontworpen door degene die het heeft gebouwd: de aannemer J. v.d. Weerden uit Altfort. Hij leverde het eerste deel op in december 1880.
In 1884, een paar jaar na de ingebruikname als school en klooster werd het gebouw nog vergroot om meer ruimte te maken voor het pensionaat. Kort na 1910 werd ook de zolder-verdieping verbouwd. De houten dakconstructie werd opgetild en voorzien van kapellen zodat een extra verdieping ontstond. Dit ging ten koste van het karakteristieke klokkentorentje. Het gebouw is daarna tot de sloop in 1984 niet meer wezenlijk van vorm veranderd.
Na het vertrek van de zusters in 1930 vestigden de katholieke jongens- en meisjesschool zich samen in het kloostergebouw. Ook de hoofdonderwijzer ging er in wonen. In 1956 kwam er een nieuwe school en een paar jaar later verkocht het kerkbestuur het oude gebouw en de kloostertuin aan de toenmalige burgemeester Zweers. Die ging zelf met zijn gezin in een deel ervan wonen en gebruikte de rest voor verschillende doelen. Zo was er een textielatelier in gevestigd, een toneelzaal en een bioscoop. Er was zelfs enige tijd een kippenmesterij op zolder. De kloostertuin voor de Lourdesgrot raakte overwoekerd door hoge populieren.
Een oudere bewoner van Batenburg verzuchtte in 1984 nog: “Ze moeten als het enigszins kan de grot zien te behouden, want ik weet nog goed hoe ik aan de hand van zuster Lucie daar mocht gaan kijken. Dat roept bij mij nu nog veel mooie herinneringen op”. De verzuchting was vergeefs. En de zeventiger jaren werd nog een strijd gevoerd over een nieuwe bestemming voor de monumentale bebouwing. Het slot van het lied was echter dat alles in 1984 definitief plaats maakte voor woningbouw in “historische” stijl.
Janus Kolen, april 2014