Een monumentale dorpskerk.
De nieuwe Sint Victorkerk werd gebouwd tussen 1873 en 1875 in neo-gotische stijl. Een paar jaar later werden de altaren en een uitbundige decoratie toegevoegd. Het gebouw werd in gebruik genomen in 1875 en in 1881 geconsacreerd door de bisschop van Den Bosch. De versieringen werden in de zestiger jaren grijs overgeschilderd, maar tussen 2008 en 2012 gedeeltelijk weer gerestaureerd door vrijwilligers. Het gebouw is in 2019 aan de eredienst onttrokken en verkocht aan een particulier.
De kerk kon worden gebouwd door een schenking van Jan Steeg en zijn moeder, Gertrudis Steeg-Smits. De stichters worden vermeld op een hardstenen plaat boven de linkerzij-ingang van de toren. Daarop staan ook de twee zussen van Jan Steeg genoemd, Allegonda en Johanna, die allebei non waren. Het gezin Steeg woonde in Lienden, een buurtschap bij Batenburg op een paar kilometer van het dorp. Het verhaal gaat dat de Steegs de kerk hoog op de dijk wilden bouwen zodat ze hem vanuit Lienden goed zouden kunnen zien. De architect was Cornelis van Dijk, die eerder al het godshuis van Maasbommel had gebouwd.
De kerk werd op 1 mei 1875 plechtig in gebruik genomen door pastoor Kroonen. Een extra schenking van Jan Steeg maakte in de volgende jaren de aanschaf van de altaren en de rijke versiering mogelijk. Toen dat allemaal klaar was kwam mgr.Godschalk, de bisschop van Den Bosch, naar Batenburg voor de consacrering. Op dezelfde dag, 8 augustus 1881, werd ook het nieuwe klooster ingewijd.
In: Nederlandse Monumenten van Geschiedenis en Kunst, deel Het Land van Maas en Waal (Zeist 1986) wordt de kerk in ambtelijke monumenten-taal als volgt beschreven: ” Het kerkgebouw, dat met zijn lengte-as vrijwel loodrecht op de Molendijk staat loopt van toren naar koor in noordwestelijke richting, met de toren aan de dijk. De kerk heeft een driebeukig, basilicaal schip van vijf traveeën en een koorpartij bestaande uit een travee met 5/ 8 sluiting, welke wordt geflankeerd door lage sacristieën; de toren ter breedte van het middenschip is half omsloten door de vanuit het torenportaal toegankelijke doopkapel en een kapel, die beide tevens de afsluiting vormen van de zijbeuken. Tussen de toren en de linkerzijkapel sluit een polygonale traptoren aan.
De kerk is geheel opgebouwd uit rode baksteen en natuursteen toegepast voor traceringen, af zaten, lijstwerk en balustrade; inwendig is het muurwerk grotendeels gepleisterd en zijn de kolommen voorzien van kapitelen in gipswerk. Uitwendig toont de kerk een tamelijk sobere opbouw. De toren bestaat uit vier geledingen, die door overhoekse steunberen worden begeleid tot aan de balustrade. Het torenportaal is door drie toegangen te betreden die diep terug liggen in de toren voet. Een groot venster verlicht het boven het portaal gelegen zangkoor. De architectonische geledingsmiddelen zijn eenvoudige spitsbogige spaarvelden, vensters en galmgaten en een uitspringend spitsboogfries als basis van de rond de torenspits lopende balustrade. In het schip worden de lichtbeuk en de zijbeuken verlicht door enkelvoudige spitsboogvensters met drie- en vierpassen en middenstijL Het koor sluit met zespasvensters hierbij aan. De gewelfdruk wordt opgevangen door versneden steunberen bij zijbeuken en koor en onversneden contreforten tegen de lichtbeuk. Gemetselde friezen vormen de daklijst bij hoofd- en zijbeuken. Het middenschip en koor worden gedekt door een doorlopend dak in Maasdekking met dakvensters boven de tweede en vijfde travee.
De geheel in baksteen overwelfde kerk heeft een tweeledige wandopbouw in het middenschip. De op bundelpijlers rustende arcade wordt door een lijst gescheiden van de lichtbeuk waarvan de spitsboogvensters aan de onderkant blindtraceringen bezitten ter hoogte van de aansluitende zijbeuksdaken. De bundelpijlers en doorlopende schalken zijn door hun basement en de vorm van de gotische bladkapitelen tamelijk plastisch. Die plasticiteit wordt versterkt door de profilering van ribben en voussures. De tweedelige wandopbouw loopt door in het hoogkoor. De zijaltaren staan tegen de bij het begin van het priesterkoor recht gesloten zijbeuken die geen aparte architectonische accenten bezitten.”
Zie ook: De kerken van architect C. van Dijk, W.M.G. Arts en H.J. van Capelleveen, Tweestromenland nummer 78, december 1993.
Janus Kolen, herzien januari 2020