Beglazing 1934-1941 vervolg

Vervolgpagina Kerkvensters 1934-1941: De Tien Geboden.

Hieronder staan in het kort de bijbelverhalen die op de vensters worden verbeeld.

2e gebod: Gij zult geen afgoden vereren. Het gouden kalf, Exodus 32.

  Het volk wacht al lang op Mozes. Als hij maar niet van de berg afkomt, eist het van Aäron: Maak een god voor ons, want we weten niet wat er met Mozes is gebeurd. Aäron antwoordt: Haal alle gouden oorringen van uw vrouwen, zonen en dochters  en breng die bij mij.’ De Israëlieten doen dit zonder aarzelen. Alles wat ze brengen smelt hij om en hij giet er een beeld van in de vorm van een stierkalf. Het volk roept dan uit: dit is onze God, die ons uit Egypte heeft geleid!’De Heer zegt nu tegen Mozes: ‘Ga terug naar beneden, want je volk misdraagt zich. Nu al zijn ze afgeweken van de weg die ik hun gewezen heb. Ze hebben een stierenbeeld gemaakt, hebben daarvoor neergeknield, er offers aan gebracht en gezegd: “dit is de god, die ons uit Egypte heeft geleid!”  Houd mij niet tegen: mijn brandende toorn zal hen verteren. Na een smeekbede van Mozes ziet de Heer ervan af zijn volk te treffen met het onheil waarmee hij dreigde.

3e gebod: Gij zult de naam des Heren niet misbruiken. Ezechias en Rabsaces, Jesaja 36.

  Rond het jaar 700 voor Christus trekt de koning van Assyrië op tegen Juda. Hij stuurt   Rabsaces met een geweldig leger naar Jeruzalem. Als die daar voor de poorten staat roept hij naar de verdedigers op de muren: Laat u door jullie koning Ezechias geen rad voor ogen draaien. Geloof hem niet als hij beweert dat de Heer jullie zal redden en dat deze stad niet in handen zal vallen van de koning van Assyrië. Als geen enkele andere god in staat is gebleken zijn land te redden, hoe zal dan jullie Heer Jeruzalem kunnen redden ? Ezechias bidt daarop tot zijn Heer en die antwoordt: Laat je niet ontmoedigen door de woorden waarmee de koning van Assyrië mij heeft laten bespotten. Ik zal hem daarvoor straffen. Dan trekt een engel van de Heer ten strijde en zaait dood en verderf in het kamp van de Assyriërs. Het beleg wordt opgebroken en de koning van Assyrië wordt in zijn woonplaats Nineve vermoord door zijn zonen, terwijl hij neerknielt in de tempel van zijn god Nisroch.

4e gebod: Heiligt de dag des heren. De sprokkelaar, Numeri 15.

  Tijdens hun verblijf in de woestijn treffen de Israëlieten een man aan die op Sabbat hout aan het sprokkelen is. Zij brengen hem voor Mozes en Aäron en voor de hele gemeenschap. Hij wordt in bewaring gesteld, omdat nog niet is bepaald wat er met zo iemand moet gebeuren. De Heer zegt dan tegen Mozes: ‘Die man moet gedood worden. De hele gemeenschap moet hem buiten het kamp stenigen.’ Dan brengen zij hem met zijn allen buiten het kamp, en daar doden ze hem door hem te stenigen, zoals de Heer Mozes heeft opgedragen.

7e gebod: Gij zult geen onkuisheid begeren. David en Bethsabee, 2 Samuel 11.

  Koning David ziet vanaf het dak van zijn paleis een mooie vrouw die aan het baden is. Het is Bathsebee, de vrouw van de hoofdman Uria. David laat haar bij zich komen en slaapt met haar. Daarna gaat ze terug naar huis. Enige tijd later laat ze aan hem weten dat ze zwanger is. David geeft daarop aan de bevelhebber van zijn leger de opdracht ‘Stel Uria op waar het hevigst wordt gevochten en geef hem geen rugdekking, opdat hij wordt getroffen en sneuvelt.’ In de strijd die volgt vindt Uria de dood. Bethsabee treurt om haar echtgenoot. Als de rouwtijd voorbij is, neemt David haar tot zijn vrouw en zij baart hem een zoon. De Heer stuurt dan de profeet Natan naar David met de boodschap: Je hebt Uria zijn vrouw afgenomen en hem laten sneuvelen. Dit slechte gedrag zal niet ongestraft blijven. David antwoordt: Ik heb gezondigd tegen de Heer, waarna Nathan zegt: De Heer vergeeft u die zonde, maar uw pasgeboren zoon zal sterven. Na zeven dagen sterft het kind.

9e gebod: Gij zult geen valse getuigenis afleggen. De schone Susanna, Daniel 13.

  In Babylon woont de mooie Susanna, de vrouw van Joachim. Elke dag zien twee volksoudsten haar rondwandelen en ze gaan  haar begeren. Ze begluren haar terwijl ze aan het baden is in haar tuin. Als ze haar eens alleen zien gaan ze naar haar toe en zeggen: we worden verteerd door verlangen. Heb gemeenschap met ons anders zullen we tegen je getuigen en zeggen dat er een jongeman bij je was. Suzanne weigert. Daarop getuigen de twee tegen haar en de vergadering gelooft hen. Susanna wordt ter dood veroordeeld. Daarop roept zij tot God: U weet dat zij mij vals beschuldigd hebben. En de Heer hoort haar. Hij wekt het heilige vuur in de jonge Daniël. Die roept luid: Ik maak mij niet schuldig aan haar bloed, ze hebben haar vals beschuldigd. Hij ontmaskert de aanklagers door ze tegenstrijdige verklaringen te laten afleggen. Zoals de wet van Mozes gebiedt, gebeurt dan met hen wat zij Suzanne hadden willen aandoen: ze worden ter dood gebracht.

10e gebod: Gij zult niet onrechtmatig begeren. Achab & Naboth, 1 Koningen 21.

  Nabot heeft een wijngaard die grenst aan het paleis van koning Achab. Sta mij uw wijngaard af, zegt Achab, ik zal u de prijs ervan uitbetalen. Maar Nabot zegt: ik kan de grond die ik van mijn voorouders heb geërfd niet aan u afstaan. Achab gaat woedend naar huis. Zijn vrouw Izabel komt dan naar hem toe en zegt: Ik zal ervoor zorgen dat jij de wijngaard van Nabot krijgt. Izabel zet daarop in naam van Achab de volksoudsten ertoe aan om Nabot te beschuldigen van godslastering en majesteitsschennis en om hem buiten de stad te stenigen. Zo geschiedt en Achab neemt bezit van de wijngaard. De Heer stuurt daarop Elia met de boodschap: Je hebt een moord gepleegd en je het bezit van een ander toegeëigend. Jij en je familie zullen hiervoor zwaar worden bestraft. Nu heeft Achab spijt en gedraagt hij zich  berouwvol. De Heer ziet dit en zegt: Omdat je berouw toont, zal ik het onheil over je koningshuis niet tijdens je leven voltrekken, maar tijdens het leven van je zoon.

Bijbelteksten bewerkt uit: De Nieuwe Bijbelvertaling, Nederlands Bijbelgenootschap, 2004

Janus Kolen, mei 2012